Baker

Volgende week donderdag, 13 mei, is het de drieëndertigste sterfdag van Chet Baker. Er is een cd met de opname van het laatste concert dat Baker gaf, in het Funkhaus in Hannover. Baker gaf dat concert twee weken voordat hij stierf, op vrijdag de dertiende, door een val uit zijn hotelkamer in hotel Prins Hendrik aan de Prins Hendrikkade in Amsterdam. Of het een ongeluk was, of zelfmoord, weet men niet. Wat wel vast staat is dat Baker stierf onder invloed van cocaïne en heroïne, maar hij was praktisch altijd onder invloed. Zo zien we ook in de documentairefilm Let's Get Lost van regisseur Bruce Weber, die het laatste jaar van Bakers leven op beeld vangt en waarin zijn naasten, met name zijn levenslange geliefde (later maîtresse) Diane Vavra, worden geïnterviewd. Een film die ik meen ik medio 2016 voor het eerst zag en sindsdien minstens een keer per jaar bekijk. De laatste keer dat ik hem zag, een maand of drie geleden, begon ik te huilen tijdens de aftiteling, waarin de dood van Chet wordt vermeld. Het vraagt een hoop gepsychologiseer wat nou precies de reden is dat ik die film blijf bekijken en waarom ik de laatste keer moest huilen. Ik kom niet verder dat er iets is aan die film, deels herkenning, deels bewondering, deels interesse in de psyche van Baker, die naar alle maatstaven voldoet aan het beeld van de lijdende kunstenaar, dat me hem steeds weer doet kijken. Nu ben ik niet per se fan van het geromantiseer van het beeld van de lijdende kunstenaar; een ziekte met al het lijden dat hiermee gepaard gaat is niet iets om te romantiseren. Er is in ieder geval geen empirisch bewijs dat psychische stoornissen meer voorkomen bij kunstenaars dan bij de 'gewone' bevolking, al lijkt er wel een verband te zijn tussen hoogcreatieve personen en een bipolaire stoornis, maar hoogcreatieve personen zijn niet per se kunstenaars. Enfin. Wat wel zo is; kunst is een mythologisering van het leven, de wereld; een veralgemenisering, die zegt hoe de vork in de steel zit. Let's get lost doet dat aan de hand van het leven van Chet Baker. Chet zelf deed dat ook met zijn trompetspel en zang.
Leven is lijden, stelt de eerste van de Vier Waarheden van het boeddhisme. Het christendom ziet lijden als een onderdeel van de Imitatio Christi. Als kunst dus een veralgemenisering, of beter gezegd: een afspiegeling van het leven is en leven (ten delen) lijden is, drukt bepaalde kunst dus ook dat lijden uit. En dat doet het zeker; de blues is eraan geweid. En Chets muziek voor een groot deel, zijn versie van Almost Blue bijvoorbeeld, die hij speelde tijdens zijn concert in Tokyo in 1987, naar mijn idee het beste concert dat hij gaf. Beter nog dan zijn laatste concert, al is die ook zeker het beluisteren waard, al is het alleen maar om het laatste spel van Baker te horen dat is vastgelegd. 

Eerder in dit stuk schreef ik dat Baker naar alle maatstaven voldoet aan het beeld van de lijdende kunstenaar. Maar toch, in het laatste shot van Let's Get Lost geeft Chet antwoord op de vraag van Weber of hij het filmen van de documentaire zag als good times: "How the hell else could I see it, Bruce. How the hell else could I see it (...) It was a dream."             

Reacties

Populaire posts