Waarom de dichter dichten moet

Meestal voelt het als een plicht om de woorden die in m’n hoofd opkomen, zij het door een gebeurtenis of een boek dat ik las, een nummer dat ik hoorde of wat dan ook, op papier te vatten. Al vraag ik me of het ook daadwerkelijk een plicht is; wat is de zin van al dat spuwen met woorden in een wereld die (letterlijk) brandt?
Wel weet ik dat ik niet veel anders kan – en misschien ook niet wil – dan dat spuwen. Het zal wel ergens goed voor wezen, hoop ik dan.
Enfin. De drang, of plicht, of hoe je het ook wilt noemen, om wat woorden ritmisch op papier te kladden, kwam deze nacht weer naar boven. De aanleiding was het portret van Chet Baker bij dit bericht, waar hij als vrijwel altijd met zijn vertrouwde trompet en sigaret op beeld gevat is; al biedt dat denk ik weinig inzicht in het gedicht. Enfin. Het resultaat mag er best wezen, al wordt de wereld er denk ik niet veel beter van.
Mijn lach begint
slechts hier
bij het roken,
bij het roken,
(uit de warmte)
van de kroeg, waar
ach en wee
zijn uitvlucht zoekt
in een volgende,
in een volgende,
vertrouwde roes.
Reacties
Een reactie posten