Faverey zegt alles en niets

De Verzamelde gedichten van Hans Faverey heb ik weer uit de kast gehaald om te herlezen. De hoeveelste keer zou het zijn? De vierde, vijfde? Faverey las ik vaak toen ik begon met dichten. Waarom? Ach ja, ik had ook Achterberg kunnen lezen of Slauerhoff, of Deelder voor mijn part. De ene dichter is beter dan de ander, of misschien kan ik beter zeggen: de ene dichter vindt men beter dan de ander. Want wat is een objectieve maatstaf om poëzie te beoordelen?Waarom zou anekdotisch beter dan hermetisch zijn? Het gaat er denk ik vooral om welke maatstaven een lezer hanteert bij het beoordelen van poëzie. Vasalis kan ik maar zelden waarderen, omdat het geen hout snijdt of te anekdotisch is of allebei; indachtig: het scheren van een ‘onvervalste poedelkat’ of de personificatie van de dood op een wijze die niet ‘werkt’. Maar waarom Faverey objectief gezien beter zou zijn dan Vasalis? Geen idee. Het werk van Faverey hielp me echter bij het schrijven van mijn bundel Woordelijke Goden, en Vasalis deed dat zeker niet. Het bood een maatstaf waaraan mijn bundel moest voldoen. En al lijkt Woordelijke Goden zeker niet volledig op het werk van Hans Faverey, toch heeft het er iets van weg. Ik heb geprobeerd, net als dat Faverey probeerde – ik denk het tenminste; ik heb de beste man nooit gesproken – mijn gedichten zo nietszeggend te maken dat ze tegelijkertijd juist veelzeggend worden. En of Faverey nou wel of niet expliciet dit voor ogen heeft gehad, zijn werk is het in ieder geval wel. Het gaat over niets en daarom over alles. Al dekt alles wat er over zijn werk te zeggen valt, ook weer niet de volledige lading. Iets wat allicht een beter beeld ervan schept: zoals de kunstenaars van De Stijl de kunst terugbrachten tot de essentiële elementen van vorm, balans en kleur, deed Faverey dat door poëzie terug te brengen tot de essentiële elementen van ritme en woorden die oproepen tot associatie. Alle overtollige ballast is geschrapt. 
Enfin, helder is het nog steeds niet. Maar dat is maar goed ook, want een heldere definitie van Faverey zou een belediging van het werk zijn.


Ik vraag me af hoe vaak ik Faverey zou moeten lezen voordat het volledig uitgeput is. Want waar het herlezen van Achterberg vooral een verdieping of verrijking van hetgeen ik er reeds in gevonden had, opleverde, lijkt het bij Faverey alsof ik spiksplinternieuw werk lees. Dat bedoel ik maar te zeggen, het is zo nietszeggend dat het veelzeggend is. Het past zich aan de huidige situatie van de lezer aan, het behoeft geen ander plot dan de lezer eraan geeft. Inmiddels heb ik de eerste twee bundels Gedichten en Gedichten 2 gelezen. Een strofe uit de tweede bundel blijft sinds het lezen, en bij het schrijven van dit stuk des te meer, door m’n hoofd gaan: ‘Brandt het? Bloed het? / Dan wordt het ook vandaag.’ En zo is het, de tijd tikt geen seconde korter (of langer) door Australië of Iran of wat er morgen te gebeuren staat ...
(Hieronder het gedicht, dat in Woordelijke Goden staat, waarin Faverey langskomt.)

Interlude II      

Faverey langzaamt
in het hoofd:
de sneeuwuil
die god moest zijn,
is en zal zijn

Ja, den dood,
opnieuw en beter;
vlug langs de grens,

ja, kruip
langs den dood,
nogmaals achter den dood;

zij zal wakker sterven
en weer wakker zijn;
grijp
haar bij de lurven / dans!
om op, achter, naast en voor,
in leven, opnieuw en beter,
te wezen.


Reacties

Populaire posts