Stadsgedichten
Na lange tijd nagedacht te hebben over een nieuw concept voor een bundel, heb ik nu een begin van dit concept bedacht. Waar ik eerst m'n inspiratie zocht in de mythologie en heilige en minder heilige geschriften, heb ik het nu wat dichter bij de aarde gezocht, namelijk: Amsterdam. Ergo, de (voorlopige) titel Stedelijk Vermogen.
Inspiratie voor de bundel heb ik gevonden en zoek ik in gebeurtenissen, plekken en zaken die Amsterdam definiëren: zoals het Waterlooplein, de Portugese Synagoge, de vele kerkgebouwen en andere gebedshuizen, de pont naar Noord, het Vondelpark, de Bloemenmarkt, de musea's, concerten, toneelstukken en kroegen, de markt op het Buikslotermeerplein en bovenal: het leven van en interacties tussen mensen. Dat kunnen mensen zijn die al een tijd dood zijn: zoals Herman Brood, of Chet Baker, die zijn laatste dagen in Amsterdam sleet. Maar ook mensen die nog springlevend zijn. De mensen die het Waterlooplein, de Portugese Synagoge, de kerkgebouwen en andere gebedshuizen, de pont naar Noord en zo verder mede maken maken tot wat ze zijn.
Enfin. Men zou de gedichten stadsgedichten kunnen noemen, al zijn ze nog veel meer dan dat.
Hieronder een eerste indruk:
waar ik altoos ween
Inspiratie voor de bundel heb ik gevonden en zoek ik in gebeurtenissen, plekken en zaken die Amsterdam definiëren: zoals het Waterlooplein, de Portugese Synagoge, de vele kerkgebouwen en andere gebedshuizen, de pont naar Noord, het Vondelpark, de Bloemenmarkt, de musea's, concerten, toneelstukken en kroegen, de markt op het Buikslotermeerplein en bovenal: het leven van en interacties tussen mensen. Dat kunnen mensen zijn die al een tijd dood zijn: zoals Herman Brood, of Chet Baker, die zijn laatste dagen in Amsterdam sleet. Maar ook mensen die nog springlevend zijn. De mensen die het Waterlooplein, de Portugese Synagoge, de kerkgebouwen en andere gebedshuizen, de pont naar Noord en zo verder mede maken maken tot wat ze zijn.
Enfin. Men zou de gedichten stadsgedichten kunnen noemen, al zijn ze nog veel meer dan dat.
Hieronder een eerste indruk:
I
Mesjogge
kruislings toefend
over wat achtergestelde
elementen; zeelieden
namen wat ongekends
mee naar de haven
Waar Noord
langzaam overgaat
in Centrum,
dan Zuid, stal ik
de dag uit mij,
om stapsgewijs
steeds verder te komen
in de kunst
van het laat
door straten, stegen dolen,
soms rennen als het moet
anderszins naar
een uiterste buiten-
wijk in / uit om het groen
en het drab in de sloten
naar Stad! Haar Bovenal!
het donker achterna zitten,
daarna steeds meer stappen
nemen om te vangen haar,
de kroeg,
zwalkend langs elke gracht
de god Amsterdam;
uit het licht, aan de nacht
II
Splinters van de Diaspora
Bloedverwanten
vulden hier
de straten
ooit
Huilend waan ik hem
De Wetten
die geen een
meer houden zal
wie denkt nu
het Verhaal
van
godenzonen
het enige waarvan
mijn bloed getuigt
resten van
hun leven
stromen nog
door de scherven
die zijn opgeruimd
en toegedekt
getuige is
de mens niet meer
maar de synagoge
en de Jodenbree
bekennen moet ik aan
mezelf:
niet meer dan
een surrogaat ben ik
want hier: de plek voor
de Levietendienst,
is de enige waar ik
met een Keppel
mijn hoofd
Bedek
III
het raam
dat het verhaal laat
gaan
moest wijken
voor een nieuw
bewind, de plek
waar de verzameling
hun visie deelt
maar geloven
doe ik niet
aan een god
van bitterheid
en boetedoening
omdat
de vrouw
die dag na dag
haar ogen vestigt
op de poort
en uit traditie
een kruisje slaat
en kust
niets meer
ziet van de stem
die
haar ware naam
weet
en weggezonken
in een valse standaard
en goud
dat stinkt naar bloed
is er geen van hen
die haar naar binnen roept
IV
droom
toch niet langer
over dode sporen
en monsterlijk
geroezemoes
zij loopt rond
met vlinders
in het haar
en bespeelt
jouw goddelijk
gelach
ik hoor tienduizend
zuchten
vrouwen die
de dag
voorspellen
mannen die
de sterren
roepen
groepen die
de nacht
doorlopen
mensen die
de schriften
zingen
maar wie
ben ik?
als
de naam
niet wordt
genoemd
V
U kent mij
niet, maar ik u
wel,
meen ik;
door haar gezicht:
(het hart van) de grond
waar mijn bloed
ooit liep.
Ik sliep te lang
met flessen langs
m’n zij;
de rust
die ik
niet vond.
Liever had ik haar
gehad, (in)
onze stad;
Amsterdam,
waar ik altoos ween
zonder reden dan
zij.
Reacties
Een reactie posten