Dragonder
Enfin. Het is lente en zo meer, maar toch koud en guur, al was het vorige week prachtig weer, veel kreeg ik daar echter niet van mee, ik ging slapen toen de vogels opstonden en de sterren plaatsmaakten voor de wolken, die zich langzaam boven Utrecht ontpopten, terwijl een sigaret, een glas whisky en wat verzen uit Mattheüs het afscheid van de dag vormden.
Het ware lange dagen, met weinig slaap, weinig eten, maar veel gerook en er werd wat bier gedronken, wijn gedronken en Chet Baker geluisterd, Thelonious Monk, John Coltrane – wat dat betreft zouden ze zich het beste laten omschrijven als jazzy – neem een rokerig jazzcafé in het hoofd. Daarbij, het motto van dit leven blijft: rock ‘n roll.
En ja, ik blijf mijn kuren hebben, maar wat zijn kuren? Bij tijd en wijle een reden om zich zorgen te maken, soms een reden voor ergernis, soms een reden om te ‘willen’ slapen, maar wakker te blijven, of zich – in extase verkerend – in Jeanne d’Arc te herkennen, maar soms, en daar draait het wat mij betreft in mijn geval om, in dit leven dat het mijne zij, een moment van ‘inspiratie’, in andere woorden: Erlebnis en noodzaak om aan het dichten te slaan, beter gezegd: de oorzaak van het gedicht:
Dragonder
Door God, bij
gebrek aan beter
stof, zich spinnend in
het leven reguleren, dus
– tussen neus en
lippen door – in cycli
fluctueren, op dit ’moment’: rook-
lucht rond de vingers constateren,
richting de extase, A Love
Supreme marcheren – achter-
waarst (?) zich
van vrienden
distantiëren, zich
opzwiepend dirigeren.
Reacties
Een reactie posten