De 'ik' van de dichter voorbij ...

Wakend over God

Toen de dichtbundel Wakend over God van Joost Zwagerman postuum verscheen, leken de vragen omtrent de bundel vooral te zijn: 'Zijn deze gedichten een voorbode van Zwagermans zelfmoord?' en 'Gaan deze gedichten over het geloof in God dat Zwagerman al dan niet had?'
Dagblad Trouw gebruikte zelfs als lead van het artikel over Wakend over God: 'Joost Zwagerman verwoordde in zijn laatste gedichten zijn religieuze coming-out.' Dit naar aanleiding van een uitspraak van Marc Mulders over de bundel. Zie hier het artikel.
Misschien is het zo dat Zwagerman worstelde met God voordat hij een einde aan zijn leven maakte. Misschien is het ook wel zo dat het worstelen met God mede de reden is geweest dat hij zelfmoord heeft gepleegd. Maar hier kunnen we alleen maar naar gissen. Wakend over God geeft er in ieder geval geen definitief antwoord op.
Wat me opvalt aan het artikel in Trouw is dat vooral het werkproces van Joost Zwagerman en diens contact met Marc Mulders ter sprake komt. De inhoud van de bundel komt nauwelijks ter sprake. Als de inhoud van de bundel al ter sprake komt, is het meestal om te zeggen hoe deze zich verhoudt tot de laatste tijd van Zwagermans leven. Mijns inziens is dit een gemiste kans. Waarom blijkt uit de regels hieronder.

Gerrit Achterberg

Ik wil het werk van dichters, en kunstenaars in het algemeen, niet biografisch interpreteren. Waarom zou ik het wel doen? De put van mogelijke interpretatie/associatie is toch vele malen groter als je het leven van de maker vergeet? Daarbij komt ook nog dat lang niet alle dichters schrijven over letterlijke gebeurtenissen uit hun leven. Gerrit Achterberg, bijvoorbeeld, was zijn hele leven als dichter bezig met de 'drie-eenheid' thematiek van de 'ik', de 'zij/u' en de 'kloof' tussen de twee, die mogelijk geslagen is door 'de dood' of juist erdoor overbrugt kan worden.
Achterberg is schatplichtig aan de algemene literaire thematiek van een (on)overbrugbare kloof tussen een 'ding' en een ander 'ding'; zij het mensen, zij het dieren, zij het gewoonweg objecten. Daarmee staat Achterberg in een literaire traditie die teruggaat tot de Oude Grieken met hun klassiekers, bijvoorbeeld de kloof tussen Orpheus en Eurydice, en uiteraard de (Grieks-)westerse filosofie van het dualisme.

Portret van Gerrit Achterberg
bron: www.kb.nl

Misschien heeft Achterberg zijn 'kloofgedichten' geschreven omdat hij een vrouw uit zijn leven verloren had, misschien niet. Uit zijn gedichten is het, goddank, niet te merken. Stel je voor dat Achterberg letterlijk had geschreven: Mijn vrouw is dood, die dood is een kloof tussen ons. De kloof is (on)overbrugbaar. Het zou klaar en helder zijn waar z'n gedichten over gaan. Maar gelukkig heeft Achterberg zijn gedichten geschreven als mystieke werken, die op een haast oneindige manier te interpreteren zijn. Het eerste gedicht waarin Achterbergs 'drie-eenheid' naar voren komt: 'Drievoudig Verbond' uit de bundel 'Afvaart', is hier het levendige bewijs van:

 Drievoudig Verbond


Wat is dit een zoete verbintenis

u en de dood en ik.

Dat liefde er niets bij heeft ingeboet,

te geraken tot deze rust.



Nu al de vuren zijn gebluscht,

gaan we over de zachte asch

en denken wat geleden moest,

voor ieder tevreden was. 


Achterberg schept met dit gedicht, en de rest van zijn werk, alleen het begin van een beeld dat de lezer verder kan uitwerken. Het is niet duidelijk wie de 'u', 'de dood' en de 'ik' zijn, er is niet duidelijk waarom 'liefde er niets bij heeft ingeboet'. Er is niet duidelijk wat 'zoete verbintenis', 'zachte asch', betekenen, enzovoort, enzovoort. En dat is, denk ik, maar goed ook. Er schuilt een hele wereld van interpretatie en associatie achter het gedicht ...

De kunstenaar is het 'doorgeefluik' van de kunst

En toch, zo blijkt onder andere uit het artikel uit Trouw, de dichter lijkt vooral biografisch gelezen te worden. Waarom? Schijnbaar is de lezer meer geïnteresseerd in de maker van het werk, dan het werk zelf. Ook Achterberg werd en wordt nog steeds biografisch gelezen. Men is opzoek naar de 'zieke geest' die zijn huishoudster vermoordde. Voor sommigen is de moord die Achterberg pleegde zelfs een reden om zijn werk niet te lezen. Iets wat strookt met het huidige denken over criminele kunstenaars, omtrent de #me-too discussie.

Laat ik duidelijk zijn. De moord die Achterberg pleegde en de misbruikschandalen omtrent kunstenaars die vandaag de dag aan het licht komen, zijn verwerpelijk. Echter, de maker van het werk en het werk zelf zijn twee gegevens die men, mijns inziens, los van elkaar moet zien. Wat mij betreft, is de dichter als het ware alleen het 'doorgeefluik' van gedichten. Net als dat de kunstenaar alleen het 'doorgeefluik' van kunstwerken is. De dichtbundels of kunstwerken staan op zichzelf. Hiernaast verhoudt een werk zich tot de bewonderaar wanneer hij het bekijkt of leest − de maker heeft op dat moment geen directe invloed op hoe de bewonderaar het werk interpreteert.

Huidige uitgeefwereld

Het is een open deur dat de verkoopcijfers van poëzie vandaag de dag een dieptepunt hebben bereikt. Poëzie die nog met winst uitgegeven wordt, is vooral anekdotisch van aard. Te denken aan: Jules Deelder, Tim Hofman en Lieke Marsman. En allicht worden hun dichtbundels alleen goed verkocht, omdat ze door bekende personen geschreven zijn.

Ook Zwagermans bundel Wakend over God bevat hier en daar wat anekdotes. Iets wat de mystiek van de thematiek van 'de ik die waakt over God' en 'God die waakt over de ik' enigszins vermindert. Hun persoonlijkheden worden concreter door de anekdotes en daarmee wordt de vrije interpretatie van de lezer enigszins beperkt.

Is anekdotisch poëzie 'slechter' dan mystieke of hermetische poëzie? Ik weet het niet. Het staat de dichter natuurlijk vrij om te dichten wat hij wil. Net als dat het de lezer vrijstaat om het zijne te denken over het werk van dichters.
Iedere poëzieliefhebber zal opzoek zijn naar iets anders. Zo is een vriend van mij opzoek naar 'bliksem in de pan', 'kortsluiting in de kop'. Een visie die Emily Dickinson − ook niet de minste dichteres  met hem deelde. Anderen zijn opzoek naar de anekdotische gedichten van Jules Deelder. Ik ben dan weer opzoek naar een haast oneindige put van interpretatie en associatie.

Maar het marktdenken is ook de uitgeverijwereld ingeslopen, iets wat begrijpelijk is; medewerkers van een uitgeverij moeten ook ergens van leven. De vraag rijst echter: als de grote Nederlandse dichters, zoals Slauerhoff, Marsman, Faverey en Achterberg, vandaag de dag hun werk zouden opsturen naar een uitgeverij. Zou het dan nog uitgegeven worden? Op dit moment wordt hun werk (te) weinig gelezen en de potentiële markt voor soortgelijk werk is te klein.
De kans is daarom groot dat, mocht er onder het Nederlandse volk een nieuwe Achterberg of Slauerhoff schuilen, zijn werk niet uitgegeven zou worden. Een dichter die, in de traditie van veel grote dichters, voorbijgaat aan zijn eigen 'ik' en zijn eigen leven. Een dichter die in plaats hiervan een geheel nieuwe, fictieve 'ik' met eventuele, bijbehorende stijlfiguren schept. Daarmee een geheel nieuwe (literaire) wereld in een dichtbundel creëert. Een dichter die allicht zelfs de traditie ontstijgt en het concept 'ik', of überhaupt het concept 'identiteit', in zijn bundel opheft. Iets wat me interessanter lijkt dan eeuwig en altijd het westerse dualisme te "recyclen".

Een soortgelijke dichtbundel zou toch niet voor de wereld verscholen mogen blijven?   

Reacties

  1. ik geef je hier volledig gelijk, en prijs je open staan voor wie het niet eens zou zijn met je hier, groet hans altena

    BeantwoordenVerwijderen

Een reactie posten

Populaire posts